Bij de sensorische informatieverwerking gaat het over de verwerking van de zintuigprikkels in het zenuwstelsel. Onze zintuigen leveren de informatie aan waarmee we ons kunnen beschermen en waarmee we kunnen leren. Horen, zien, ruiken, proeven, voelen, houding en bewegingsgevoel. Deze informatie krijgt betekenis door de verwerking in onze hersenen, zowel op bewust als op onbewust niveau.
Zintuiginformatie is belangrijk voor ons motorisch, psychisch en emotioneel gedrag.
De beleving ervan is een bepalende drijfveer voor ontwikkeling; het zorgt ervoor dat iemand wil onderzoeken, wil herhalen of juist bepaalde handelingen niet wil doen.
Met een juiste verwerking van alle zintuigprikkels (prikkelverwerking) zijn we in staat om snel situaties te interpreteren en er op te reageren, waarmee we ons beschermen, ons prettig voelen en ons als zelfstandig individu ontwikkelen.
Als de zintuigprikkels een te sterke (overprikkeling) of te zwakke (onderprikkeling) waarde krijgen in de hersenen, wordt dit zichtbaar in een niet adequate manier van reageren.
Voorbeelden van te sterke waarneming zijn o.a. angst bij kleine hoogteverschillen of beweging op speeltoestellen, aanraking of kleding wordt als pijnlijk ervaren, extreem reageren op bekende geluiden.
Voorbeelden van te zwakke waarneming zijn o.a. lomp bewegen, niet inschatten van gevaarlijke situaties, struikelen, hardhandig aanraken, veel geluid opzoeken.
Een kind met een probleem in de sensorische informatieverwerking wordt opgemerkt door zijn gedrag. De negatieve uitingen zijn niet afgestemd op de situatie zoals die door de ander wordt beleefd. Het gaat om angst-, vecht- of vluchtreacties of juist dromerig, slap, ongeïnteresseerd, ontwijkend gedrag. Het probleem hierbij is, dat dit al snel als karaktereigenschap wordt aangemerkt, terwijl hier mogelijk een disbalans in de prikkelverwerking aan ten grondslag ligt.